Volume 1, issue 2 (winter 1993-1994)
Byzantinologie in Nederland
deel 1: op sterven na dood?
door Annabelle Parker
Er is in Nederland een aantal mogelijkheden om
het één en ander over Byzantium te leren. Op de
universiteiten wordt het vak Byzantinologie ondanks de vele
bezuinigingsrondes nog steeds gegeven. Het Onafhankelijk
Byzantinologen Overleg (OBO) onderzocht voor Gouden Hoorn wat er
waar te leren valt en presenteert hieronder deel I, een
persoonlijke ervaring.
Mijn carrière als Byzantinologie-student begon in 1986
aan de Universiteit van Amsterdam. Het was eerst de bedoeling
geweest dat ik Algemene Literatuurwetenschap (ALW) zou gaan
studeren, maar ik ontdekte na enkele werkcolleges aldaar dat deze
studie voor mij niet was weggelegd: de propedeuse Franse taal-en
letterkunde sloot absoluut niet aan op deze richting, waarbij je
geacht werd 'papers' te schrijven. Ik was gewend geraakt aan de
schoolse manier van lesgeven bij Frans: drie idioomwoordenboeken
voor een tentamen leren, de grammatica erin stampen, dat had ik
geleerd.
Enfin, ALW werd het niet, maar bij Frans wilde ik niet blijven
steken. Ik ontdekte na enig speurwerk bij de studentendecanen een
studierichting waarbij je Oudgrieks nodig had en waar een oude
cultuur werd bestudeerd: zou je bij deze richting, Byzantinologie,
géén woordjes moeten leren? Ik was nieuwsgierig
geworden en besloot een kijkje te gaan nemen bij het
Byzantijns-Nieuwgrieks Seminarium, aan de overkant van de
studentendecanen, in de Nieuwe Doelenstraat bij
Theaterwetenschap.
"Gaat u zitten, wilt u koffie?" Op deze wijze werd ik begroet
bij de Nieuwgrieken. De Byzantinologieprofessor, Van D., werd er
meteen bijgehaald. Het bleek om een zeer kleine studierichting te
gaan in een knus instituut. Dit trok mij wel aan, gewend als ik was
aan de onpersoonlijke en onverschillige sfeer die bij Frans hing.
Ik besloot, ook al drong men aan dat ik er echt geen baan mee kon
krijgen (maar geef toe, welk perspectief heeft een drs Franse
Taal-en Letterkunde nu helemaal?), dat het Byzantinologie werd voor
mij: een kopstudie, waarvoor je niet opnieuw een propedeuse moest
behalen. Professor van D. zou, zolang er studenten waren, niet met
emeritaat gaan.
In september 1986 begon ik dan, met een blok Nieuwgriekse
taalverwerving en Byzantijnse geschiedenis. In het tweede semester
zou het Oudgrieks opgepikt worden. Ik zag geen kwaad, ik had immers
in Oudgrieks eindexamen gedaan, dus voldeed ik aan de eisen voor
deze studie. Het begon echter steeds duidelijker te worden dat ik
niet voldeed: bijna elk tentamen moest ik overdoen en Oudgrieks was
helemaal een ramp: had ik dit echt gehad op school? Dan stelde die
school (waar nota bene 'de prinsjes' op hadden gezeten!) zeker niet
veel voor. Het niveau van de leerlingen was erg achteruit gegaan,
vonden de Heren Docenten. De docent Byzantinologie aan wie ik was
overgeleverd toen Van D. toch met emeritaat was gegaan, W.B.,
begroef mij onder steeds meer vertaalwerk. Ik moest eerst maar eens
terug naar de basis, voordat ik de 250 bladzijden Byzantijns Grieks
ging vertalen, die hij voor de studenten had samengesteld en die in
zeven studieweken moesten worden voltooid. Eerst Xenophon, toen
eindelijk een Byzantijnse auteur, Theophanes: juist het stuk waar
een Engelse vertaling van was mocht ik voor hem vertalen. Het werd
mij echter vreemd te moede toen bleek dat deze Engelse vertaling
wel in het bezit was van de bibliotheek van het instituut, maar
aldaar niet te vinden was. Mijn docent, drs B., zou mijn vertaling
corrigeren, dus zou hij misschien die vertaling al die tijd op zijn
kamer hebben gehad, ter voorkoming dat ik zou gaan overschrijven?
Het patristische woordenboek van Lampe moest ik immers ook bij hem
op zijn kamer vandaan halen, het stond niet in de kast bij de
andere woordenboeken. Een methode om te controleren of ik wel
regelmatig genoeg vertaalde? Je raakt als student geïsoleerd
als je steeds weer andere vakken moet volgen dan je medestudenten,
hoe weinig het er ook zijn. In deze vakgroep waren er drie
hoofdstudenten Byzantinologie.
Ik begon dus te twijfelen of ik ooit wel zou afstuderen, of dat
de Heren mij liever aan het lijntje hielden (je bent immers
verzekerd van ingeschreven studenten voor je vak als je ze zo
bezighoudt...). Na drie jaar was ik nog niet veel verder dan het
tweede doctoraaljaar. Ik kreeg het gevoel tegengewerkt te worden:
het lag toch niet alleen aan mij, een doorsnee-student, dat de
studie niet vlotte?
Op een goede dag, op een bijvakscollege Byzantijnse Kunst, dat
ik aan de K.U. Nijmegen moest volgen bij gebrek aan een soortgelijk
college aan de UvA, ontmoette ik L., studente Byzantinologie aan de
R.U. Groningen. Schellen vielen mij van de ogen! Iemand die zo
enthousiast over dat vak kon praten, die sprak over toekomstig werk
op haar vakgebied, hoe kon dat mogelijk zijn? Na een paar colleges
al besloot ik, net zoals zij, mij op te geven voor het Byzantine
Spring Congress te Birmingham, Engeland. Aankondigingen van
congressen hingen al helemaal niet aan het prikbord bij
Byzantinologie aan de UvA, stel je voor dat er misschien een
student heengaat, dat kunnen we niet hebben! L. verschafte mij
zelfs kopieën van de vertaalstukken Theophanes die ik
ontbeerde. Ik besloot ook eens in Groningen te gaan praten met
A.P., de inspirator van de huidige Byzantinologie aldaar.
Terug in Amsterdam: toen ik tijdens een gesprek over de
voortgang van mijn studie bij het Nieuwgrieks Seminarium vertelde
geïnteresseerd te zijn in de Groningse Byzantinologenschool,
verstarde de anders zo vriendelijke Van G., docent Nieuwgrieks en
helper van wanhopige studenten. Hij liet mij aan mijn lot over, ik
kon wat hem betreft stoppen. Voor deze houding dient u te moeten
weten dat er in die tijd een 'vete' gaande was tussen de studie
Nieuwgrieks aan de UvA en aan de RU Groningen. Bij de laatste
universiteit was het vak namelijk officieel toegestaan, bij de
eerste alleen onder het mom van Europese studies.
Het verschil tussen de RU Groningen en de UvA in Byzantinologie
was gelegen in het feit dat men in Groningen de taal en het
vertalen niet als doel ziet, maar als middel; dit maakte A.P. mij
in het eerste kennismakingsgesprek duidelijk. Dit was voor mij de
doorslaggevende reden om voor Groningen te kiezen. Stoppen deed ik
dus niet, ik liet me na beraad met A.P. en Jos H. van Mediaevistiek
in Groningen inschrijven als één van de twee
studenten Oosterse Mediaevistiek (er waren wel meer dan twee
studenten Mediaevistiek, maar 'Oosterse' duidde aan dat het ging om
studenten die geïnteresseerd waren in het Oost-Romeinse Rijk,
dat zijn er niet zoveel). Dit had als voordeel dat ik niet weer een
propedeuse Nieuwgrieks hoefde te volgen, hetgeen de toelatingseis
was voor Byzantinologie in Groningen.
Hoe het in Groningen bij Mediaevistiek toeging, hoort u wel een
andere keer. Alle drie de studenten Byzantinologie van de UvA (100%
dus) zijn in 1989 gestopt met hun studie aldaar. Zouden de docenten
zich ooit afvragen hoe dat kwam? Ze wijten het waarschijnlijk aan
hun zeer zware studieprogramma: voor deze studie moet je wel
héél intelligent zijn.
Waar ik nu bij stil wil staan is wat ik laatst vernam uit de
krant: Nieuwgrieks zou als hoofdstudierichting worden opgeheven aan
de UvA. Ikzelf kon een juichkreet niet onderdrukken, immers, ik
koesterde al lang wrok tegen de docenten die daar de dienst
uitmaakten. Wrok is niet christelijk, maar wat moet je als je
uitgerangeerd wordt, omdat men je eigenlijk niet goed genoeg voor
hun studie vindt? Je hoopt dat de Heren Docenten eenzelfde lot als
het jouwe toebedeeld is: verbanning of stoppen, in hun geval
ontslag. Dat laatste zal wel weer mee (of tegen-)vallen, ze zijn al
een dagje ouder. De starheid waarmee studieprogramma's samengesteld
werden, de onbuigzaamheid als iemand telkens een tentamen niet
haalde, het ongeïnspireerde lesgeven, bij al deze kwesties
deden de Heren Docenten van Byzantinologie/Nieuwgrieks altijd of
het de schuld van de studenten was. Moesten ze maar intelligenter
zijn... Of is het jaloezie? Mogen er niet "zo veel" afgestudeerde
Neograeci en Byzantinologen zijn? Als je erg slijmde kreeg je
misschien een voorkeursbehandeling, dat was overal zo, ook in
Groningen. De rest moet met doorzettingsvermogen zijn hoofd boven
water zien te houden. Dat is precies wat ik heb gedaan. Een
mengeling van 'ik zal me niet uit het veld laten slaan' en 'ik ben
eraan begonnen, dan maak ik het ook af'.
Byzantinologie afgeschaft in Amsterdam? Ik ben de laatste die
daarom treurt. In Nederland is men niet eens geïnteresseerd in
de eigen Vaderlandse geschiedenis, laat staan in de Byzantijnse.
Nutteloos, niet maatschappijrelevant, wat kan je daar nou mee
worden? Met deze bril kijkt de regering (en niet alleen deze) naar
alle studies en scheidt de 'nutteloze' van de 'nuttige'.
Byzantinologie in Amsterdam deed hetzelfde met zijn studenten: een
nutteloze studente, want eigenzinnig, moet maar weg. De nuttige
(lees: geen, wegens overspannenheid en promotiedruk van de docent
Byzantinologie) kan blijven. Zo kan men constateren dat de
Byzantinologie misschien wel op sterven na dood is in
Nederland.
Er was sprake voor de komende bezuinigingsronde
aan de letterenfaculteit aan de UvA dat Nieuwgrieks weg zou moeten,
en daarbij Byzantinologie. Maar laatst las ik in Folia dat het mag
blijven, voor komend jaar....
To top of page
|