|
Volume 1, issue 1 (summer 1993)
Jewish sites of Istanbul
tevens zoektocht naar christelijke
kruisen...
door André de Raaij
Ilan Karmi, Jewish sites of Istanbul, A guide
book. Uitgegeven door: The Isis Press, Semsibey Sokak 10,
Beylerbeyi 81210 Istanboel. ISBN 975-428-035-5
Op 29 mei 1453 viel Constantinopel in handen van
de Turken, die toen nog gewoon Turken in plaats van Turkse mensen
mochten heten. De stad kreeg de naam Istanboel, en dat heeft naar
specialisten mij verzekerd hebben, niets met Islam te maken, zoals
de volksetymologie wil, maar het is gewoon een verbastering van het
Griekse "eis tèn pólèn", naar de stad. We gaan
naar de stad om deze te veroveren, en er waren wel meer steden op
het Balkan-schiereiland of in Klein-Azië, maar "de" stad, dat
kon alleen Constantinopel zijn, het nieuwe Rome, dat in 1204 door
de paapse kruisvaarders al eens ingenomen was. Die dag in mei deed
het er niet meer toe of de keizer en het patriarchaat liever paaps
dan Turks waren, het was afgelopen.
De verovering werd verwelkomd door de niet-oosters-orthodoxen in
de stad: de roomse Genuezen en de joden. Vooral de laatstgenoemden
hadden weinig reden tot treuren over de val van dit christelijke
rijk, want men wist er nog wel eens een vervolging te organiseren.
De Ottomaanse sultan daarentegen verwelkomde de joden in zijn rijk
en zeker in de nieuw-veroverde stad. Toen het laatste Arabische
bolwerk op het Iberisch schiereiland viel, in 1492, nodigde de
sultan de joden, die bedreigd werden door de allerkatholiekste
Spaanse majesteit, uit naar Constantinopel. En ze kwamen, en ze
brachten de joodse variant van het Spaans, het Ladino, mee - en de
boekdrukkunst. In de tentoonstellingszaal van de
Universiteitsbibliotheek is onlangs een Hebreeuwse druk uit 1493 te
bezichtigen geweest, een getuigenis van het beleid van de sultan -
hoe komt die druk eigenlijk in Amsterdam, maar dit terzijde?
Vier eeuwen lang bleef het bewind van de sultan vriendelijk voor
zijn joodse onderdanen, een voorbeeld van tolerantie die in het
grootste deel van Europa vaak ontbrak. Sterker nog, toen het
zionisme opkwam werd dit ook door de sultan verwelkomd. Palestina
maakte aan het begin van deze eeuw deel uit van het Turkse rijk, en
immigratie werd aangemoedigd. Op dit nabije punt in de geschiedenis
wordt het verhaal moeilijker.
In 1906 wordt de absolute macht van de sultan defintief gebroken
door het Comité voor Eenheid en Vooruitgang, beter bekend
als de Jong-Turken. Merkwaardigerwijs was het merendeel van het
comité van huis uit juist niet Turks: Albanezen, Grieken,
Macedoniërs, joden of een combinatie van deze nationalteiten
zijn terug te vinden onder de leden van het Comité. Hoe dit
ook zij, het Comité besloot het nieuwerwetse radicale
nationalisme in te voeren: het Turkse rijk moest Turks zijn, geen
sprake meer van tolerantie ten aanzien van alle andere etnische
groepen (minderheden kun je ze niet noemen, want de Turken waren
zelf een minderheid binnen het rijk). Dit nieuwe Turkse
nationalisme botste tegen de strevingen van andere naties, die
gedeeltelijk al hun doel bereikt hadden of dit spoedig zouden doen:
de Bulgaren, de Grieken, de Albanezen, de Serviërs (of moeten
we ze Macedoniërs noemen?), de Koerden, de Armeniërs, de
Arabieren en de joden. Kortom, de wortels van bijna alle
brandhaarden die we nu kennen, van Vukovar over Nabloes en
Diyarbakir tot Koeweit, liggen bij het opkomende nationalisme dat
het Turkse rijk heeft opgeblazen. Zie hiervoor verder het
dagelijkse nieuws.
Het Turkse rijk koos in de Eerste Wereldoorlog de kant van
Duitsland en Oostenrijk, alle nationaliteiten die aspiraties hadden
tot eigen staatsvorming binnen het rijk kozen "dus" voor de
Geallieerden. Veel werd er beloofd en veel werd niet nagekomen: een
eigen Koerdische staat kwam er niet, de hasjemitische koningen van
de Hedjaz kregen niet hun Arabische rijk van Adana tot Jemen, er
kwamen geen aparte staten voor Assyriërs en Nestorianen - er
kwam wel de toezegging vanwege de Britten van het joods nationaal
tehuis in Palestina, en er kwam een Armenië. Het zionisme
stond plotseling aan de anti-Turkse zijde.
Toen het restant van het Turkse rijk zich van de nederlaag
hersteld had, leverde dit wat in Griekenland nog steeds bekend
staat als de megáli katastrofí, de Grote Ramp op:
Griekse volksplantingen die 26 eeuwen of langer bestonden werden
onder Atatürk op grove wijze ausgebürgert. Er vond een
bevolkingsruil plaats, waarbij Turkse dorpen in Grieks Thracië
bevolkt werden door de verdreven Grieken uit Klein-Azië en wat
wij nu Europees Turkije noemen. Het zelfstandige Armenië werd
van twee kanten opgeruimd: namens Stalin aan de Russische zijde,
namens Atatürk aan de Turkse. In het oude Armeense hartland
vond de definitieve etnische zuivering plaats, waardoor deze
streken nu zo goed als puur Koerdisch zijn...
Hoe was de positie van de joden in dit land, waar anno 1993 wel
Hitlers Mein Kampf in de etalages mag liggen, maar geen Turkse
vertaling van het Oude Testament ingevoerd mag worden? Als ik het
boekje Jewish sites of Istanbul van Ilan Karmi mag geloven, was
alles prima in orde. Turkije werd officieel een seculiere staat, en
dat is het nog steeds, dus wettige of structurele discriminatie zou
uitgesloten moeten zijn. Toch gelden er ten aanzien van de
resterende christelijke minderheden in Turkije nogal wat
restricties. Er mogen bijvoorbeeld geen nieuwe kerken gebouwd
worden. Er worden wel kerken herbouwd op plaatsen waar al een
christelijke kerk heeft gestaan. Godsdienstonderwijs op aparte
scholen is niet toegestaan: na de staatsgreep van 1980 is onderwijs
in de beginselen van de islam wel verplicht binnen het onderwijs.
Niet-islamieten mogen het overslaan, maar iets aparts ervoor in de
plaats mag niet. In de wereld ten zuidoosten van Oostenrijk en
Hongarije zijn nationaliteit en godsdienst niet van elkaar te
scheiden, iets waarvan de gevolgen ook weer dagelijks doordringen
rond Sarajewo. Men kan dus duidelijk vaststellen dat er van
overheidswege wel degelijk wordt gediscrimineerd in Turkije. De
gevolgen hiervan zijn in het grote Istanboel echter heel anders dan
in de rest van het land.
Istanboel is in zekere mate de laatste vrijhaven van de
christelijke minderheden, te beginnen bij de Grieken en de
Armeniërs. Je hoort op zondagochtend geen kerkklokken, maar
als ze geluid zouden mogen worden zou je er al gauw achterkomen dat
er meer christelijke vrijplaatsen in de stad zijn dan je op het oog
kunt vermoeden. Kijk vanaf de vroeg-zesde-eeuwse Galatatoren en
merk op hoeveel kruisen je op daken ziet in de stad van de 1300
moskeeën. Ga zoeken in de wirwar van heuvelachtige straten en
merk dat het moeilijk is die kruisen terug te vinden op
straatniveau. De heuvels en de bochtigheid van de straten maakt het
zoeken moeilijk, en als je een adres weet ben je niet veel verder:
straatnamen staan nauwelijks aangegeven in Istanboel, en de mensen
weten meestal niet eens hoe straten heten, de stad is er om beroemd
of berucht. Het terugvinden van zo'n kerk blijkt een kwestie van
geluk. Een enkel deurtje, waarachter een tuin, en in de verte een
schuurtje: de kerk van de Syrisch-Orthodoxen in Kumkapi. In Galata
worden we door omwonenden van een gebouw waarop een enkel kruis
staat, opgevangen en naar binnen gemaand. Een man vertelt het een
en ander in zijn taal, het Armeens. Wij voelen ons vereerd en
aangedaan deze vrijplaats van overlevenden van de genocide te mogen
bekijken, kunnen niets terugzeggen - in het Turks weten we al heel
weinig, in het Armeens nog veel minder, een kaars aansteken, dat
kan. De kerk ziet er "levender" uit dan de Armeense kerk aan de
Amsterdamse Kromboomssloot, die wel veel en veel ouder is.
De Armeense kerk in Galata had het al gedemonstreerd: meestal
wonen de parochianen vlakbij het belangrijkste gebouw van hun
volks- en geloofsgenoten. Men kan dus verwachten dat in Balat, een
van de armste wijken van het oudste stadsdeel, ook de Bulgaarse
christenen en de Grieken wonen. In het park, dat aan de havenkant
de plaats heeft ingenomen van vaak ongelooflijk smerige
werkplaatsjes (zegt de Dominicusgids), staat de Bulgaarse St.
Stephanuskerk. Hij wordt gerestaureerd. Goed te zien vanaf de
Gouden Hoorn is de kerk van het Griekse patriarchaat, hoger op de
heuvel. Constantinopel mag dan Istanboel heten, het is nog steeds
de hoofdstad van de Griekse orthodoxie. De kerk is zo prominent dat
het ook in deze armoedige heuvelwijk niet moeilijk is het gebouw te
zoeken: het is rood, en het staat op de top. Als je er aanbelandt,
blijkt dat er, net als bij de Syrische en de Armeense kerk,
nauwelijks een ingang is - sterker nog, het gebouw wordt ook al
gerestaureerd. Ernaast staat een witgepleisterd schuurtje: dat
blijkt de functionerende Grieks-orthodoxe kerk van de buurt.
Vlakbij blijkt een Griekse school, waar jongetjes op het
basketbalveld klassikaal het spel aan het oefenen zijn.
Volgens het boekje van Karmi over Joods Istanboel moeten er in
Balat veel sporen van de joodse aanwezigheid zijn. Jazeker,
Istanboel was een veilige haven voor joden in '40-'45, Turkije was
neutraal. Merkwaardigerwijs staat het boekje er niet bij stil, hoe
het komt dat het grootste deel van joods Istanboel de afgelopen zes
decennia naar Israël geëmigreerd is. Waarom allerlei
synagogen er verlaten en verwoest bijstaan. Waarom het tracé
van ringwegen en van bruggen over de Bosporus steeds zo gekozen
wordt, dat er joodse begraafplaatsen voor uit de weg geruimd moeten
worden. Het is nu eenmaal zo, klaar uit.
Omdat synagogen nu eenmaal minder makkelijk te herkennen zijn
aan hun daken, geen soera's en geen kruisen, hebben we van de
vermelde sporen in het doolhof van Balat niets teruggevonden.
Eén gevel met Davidsster en Hebreeuwse tekst, ook in
Kupkami, ongezocht en derhalve gevonden. En in Balat was het
probleem, dat men ons als overduidelijke buitenlandse toeristen,
spontaan verward de weg wees naar de Byzantijnse Chorakerk, wel
weer moeilijk te vinden, want gemarkeerd door minaretten - het is
als Kariye nog een hele tijd een moskee geweest. En van minaretten
hebben ze er nogal wat in Istanboel. Het heeft geen zin om
duidelijk proberen te maken welke straten we eigenlijk zoeken aan
de hand van onze gids door joods Istanboel: straatnamen, daar doen
we nu eenmaal niet aan in deze stad, netzomin als aan
straatverlichting. Als we ronddolende door de gribusbuurt met zijn
vele straatvuilnisbelten - de stadsreiniging staakt al maanden -
tenslotte bij de kerk aanbelanden staat het plein ervoor vol met
bussen die er ladingen toeristen heengebracht hebben. Het is
blijkbaar wel gebruikelijk deze kerk te bezoeken, maar men wandelt
hiervoor niet langs de steile armoestraatjes van Balat. De
Chorakerk is in feite beter geconserveerd dan de prominentere en
groter Ayia Sofia. Laat staan dan de dicht bij de Ayia Sofia
staande Ayia Irini, permanent gesloten, maar bij licht aandringen
twee minuten geopend: alle mozaieken zijn er weggehakt, alleen de
ruimte getuigt van een trots vroeg christendom, ouder nog dan dat
van de Ayia Sofia.
De enige Griekse kerk tenslotte die wij zonder moeite konden
vinden, bevond zich op Burgaz Ada, een van de zeer welvarende
Prinsen-eilanden voor de Aziatische kust van Istanboel. De kerk is
er even prominent als de moskee, en er moet ook nog een synagoge
zijn, die we natuurlijk weer niet gevonden hebben. Verdraaid, de
kerk wordt ook al gerestaureerd, maar het is duidelijk dat hij nog
volop in wekelijks zoniet dagelijks gebruik is. De gelovigen zitten
net als iedereen uitgebreid te tafelen op het tijdstip van ons
bezoek.
Aan de kade van een van de eilanden neemt een meisje afscheid
van haar vader, die naar wie weet hoever gaat. Ziet hij zo slecht,
dat hij met zijn kruis het hek inloopt, of zijn zijn ogen ook
vertroebeld door tranen, ai?! Pijnlijk en aandoenlijk om getuige te
zijn van zo'n scène waar je eigenlijk helemaal niets mee te
maken hebt. Het meisje staat heel erg haar tranen te verbijten, en
tenslotte lukt het ook niet. Haar vader werpt kushandjes naar de
kade en wuift zwakjes vanaf de stampvolle boot. Hoe ver zullen ze
verder misschien voorgoed gescheiden zijn? Het meisje draagt een
zeer goed zichtbaar groot kruis om haar hals, iets wat je in
Istanboel zelf niet zult zien. Kan men het zich echt nu alleen maar
permitteren tolerant te zijn in een welvarende omgeving? Een
gedachte om zelf heel triest van te worden...
Van joods Istanboel hebben we verder alleen de synagoge bij het
eindstation van de spoorwegen in Sirkeci ontdekt. Een onopvallend
gebouwtje. Het was zaterdag en er liep zowaar een jongen met een
keppeltje langs het station, het leek wel duidelijk waarheen.
Sirkeci is armoediger dan de Eilanden, maar krankzinnig druk. In de
anonieme massa van Istanboel moet het tamelijk veilig zijn, ook al
laat het boekje van Ilan Karmi vragen open. Gekocht bij een
islamitische boekhandel, die ook een Turks boekje met de titel: De
wonderlijke geschiedenis van de joden, in de etalage had,
geschreven door Ismail Mutlu. Dat zou Turks voor Schmuel Glick
kunnen zijn, maar voor hetzelfde geld is het een abject
fascisto-islamitisch produkt, al moet ik toegeven dat ik bij deze
boekhandel Mein Kampf niet heb zien liggen. Jewish sites of
Istanbul, a guide book, door Ilan Karmi, is vorig jaar verschenen,
vanwege de vijfhonderdste verjaardag van de val van Granada en dus
van de sefardische aanwezigheid in Istanboel, bij The Isis Press,
een vreemdtalige uitgeverij in Istanboel die ook verder veel
judaïca in haar fonds heeft. Vermoedelijk staan de
telefoonnummers van alle joodse "sites" niet voor niets in het
boekje, als men ze wil vinden en ook nog bezoeken kan men beter
vantevoren opbellen.
Ook wenselijk - misschien kan die andere
vreemdtalige uitgeverij in Istanboel, de Red House Press hiervoor
zorgen - lijkt mij een gids voor christelijk Istanboel. Die zal wel
veel groter worden. Of misschien zorgt de redactie van dit blad
voor een kleine gids.
To top of page
|