Volume 5, issue 1 (summer 1997)
Heer, maak het stil in mijn hart
impressies van een Syrisch-katholiek
klooster
door André de Raaij
In de wegenatlas van de Australische
rugzakgidsenuitgeverij Lonely Planet staat het punt aangegeven als
ruïne midden in het land, en eigenlijk moet men dit ook vooral
blijven denken: Mar Mousa, ten oosten van de stad An Nabk kan en
moet geen trekpleister worden voor mensen die een goedkoop logement
zoeken in de woestijn. De ruïne ligt ruim een uur lopen langs
een ezelpaadje door de bergen, vanaf een weg wel te verstaan die de
naam ook niet verdient: meermalen kruist men een wadi die in de
winter wellicht niet eens per auto te passeren is.
De belangrijkste indruk die ik heb overgehouden van het Syrische
platteland (ik zou het beter de buitenstedelijke ruimte noemen,
want "platteland" is zo'n aartsnederlands begrip dat niet past bij
een land met veel heuvels en bergen) is: stilte en rust. In
Nederland, en elders in West-Europa is de akoestische vervuiling
van het autoverkeer alomtegenwoordig als voortdurende ruis. In
Syrië is de situatie ongeveer andersom, vooral omdat
automobilisten in de stad steeds willen laten horen dat ze op de
weg zijn door middel van hun claxon. Wat is Amsterdam rustig, wat
is het Nederlandse platteland druk.
Stilte als daadwerkelijk ontbreken van geluid kan alleen
absoluut zijn, en is als zodanig een ontmoeting met het goddelijke.
Kierkegaard wijst hier bijvoorbeeld op in verscheidene theologische
geschriften. Maar een dergelijke ontmoeting met het absolute kan
voor ons sterfelijke aardbewoners alleen maar zeer kortstondig
zijn. Zij moet ook noodzakelijk reliëf krijgen door
stiltedoorbrekend geluid. In de bergen of velden van Syrië is
dat meestal een bromvlieg of een vogel (leeuwerik, bonte kraai,
zelfs een zwerm gieren - maar die heb ik niet gehoord). Of het
ruisen van gras of gewas. Stilte kan niet in gradaties uitgedrukt
worden. De weg naar Mar Mousa is al stil, maar 's avonds of 's
nachts - als ook vogels en insekten zich rustig houden - wordt de
stilte alleen doorbroken door een enkele tinkelende geitenbel of
een huilende hond. Een volmaakte plaats om de juiste stilte te
ontmoeten.
Overdag, dient gezegd, is het merkwaardige klooster juist vol
bedrijvigheid. Enkele nonnen afkomstig uit Italië hebben de
geitenteelt professioneel ter hand genomen. Er is een kaasmakerij
waar de dagelijkse melkgift wordt verwerkt voor eigen gebruik. Bij
iedere maaltijd eet men zuivel afkomstig van de eigen kudde. In de
kaasmakerij staat het enige elektrische apparaat dat op gangbare
spanning werkt: zo'n blauw licht uitstralende staaf die insekten
aanlokt en de diertjes afmaakt. In de kaasmakerij merk je dat dit
gepaard gaat met een ploffend geluid, dat te vaak de rust
doorbreekt - zo mag een vlieg eigenlijk niet de stilte doorbreken,
het kwetst vlieg en stilte. Er is sprake van dat de capaciteit van
het aggregaat wordt opgevoerd en dat er een koelkast in de
kaasmakerij kan komen, moge dit snel gebeuren.
Het tinkelen van de bellen is nooit ver weg overdag, ook al
worden de geiten in de bergen in de ruime omgeving gehoed. Stallen
en verblijven van monniken en nonnen staan verspreid tegen de berg
op. Sommige kluizen zijn tegen de rotsen aangebouwd met de stenen
van de berg als deel van een muur. Een uit Irak afkomstige
inmiddels uitgetreden monnik laat ons zijn verblijf zien -
bereikbaar na een steile klim, net nog enigszins comfortabel en in
ieder geval ook binnen de opstelling van het klooster
afgezonderd.
Men moet zich bij de woorden "monniken" en "nonnen" niet mensen
voorstellen in het uniform van de habijt. Tijdens de gebedsdiensten
draagt men wel een pij, maar verder zijn de leden van deze gemengde
communauteit uiterlijk niet te onderscheiden van "gewone
wereldlingen". U heeft intussen wel begrepen dat de ruïne
zoals in het begin vermeld volop bewoond is. Waarom wordt het dan
aangegeven als ruïne?
Het eenvoudige antwoord is, dat het kerkgebouw en het
oorspronkelijke klooster dit ook waren, in de loop van deze eeuw
overgegeven aan de elementen en geregeld in bezit genomen door
langstrekkende herders, bezocht door rovers die de religieuze
kunstuitingen al dan niet met sukses kwamen halen, of passanten die
graffitti kwamen aanbrengen. Al deze sporen zijn terug te vinden in
de kerk, die echter sinds 1983 weer in gebruik is genomen, op
initiatief van een Italiaanse en een Zwitserse monnik die al
spoedig versterking kregen. Van buiten is er niet meer te merken
dat het klooster een ruïne geweest is. In de kerk zijn er de
al genoemde sporen die echter het door de tijd beproefde karakter
van de ruimte onderstrepen: de oudste schilderingen dateren van de
dertiende eeuw, als ik het mij goed herinner.
Zoals gebruikelijk in Syrische boerenwoningen neemt men in de
kerk plaats op de grond, die hier gedekt is door huiden van geiten
uit eigen kudde. Als wij het klooster bezoeken is het volgens de
Gregoriaanse kalender Pinksteren, en in de Syrisch-katholieke kerk
houdt men deze tijdrekening aan. Er zijn twee gebedsdiensten van
een uur per dag, om praktische redenen, men kan immers de geiten
niet alleen laten of steeds naar de stal laten lopen. Maar de
vespers voor Pinksteren duren veel langer dan een uur. De dienst
gaat merkwaardig informeel, kloosterlingen knikken naar elkaar of
praten over hoe de dienst verder gaat (die indruk wekken zij
althans). Gezang wordt soms omlijst met een trommel en een
eenvoudig snaarinstrument. De dienst is in het Arabisch, de
niet-Arabischtaligen worden uitgenodigd in hun eigen taal een
gebedsintentie te laten horen, de Pinkstergeest zal wel voor de
vertalingen zorgen, verzekert de abt in het Engels. Ook
schriftlezing vindt gedeeltelijk in de eigen taal van de gasten
plaats. Zoals altijd ben ik net te laat om het woord te nemen in
het grote gezelschap. Mijn luid bonzende hart moet eerst de
ergernis over het gebruik van de term Jahweh in de verstaanbare
bijbellezing verdragen, en de lichte angst terwille van A. die na
de lange tocht hierheen als diabete meer dan anderen allang aan
voedsel toe moet zijn - wat een lange dienst op den duur tot een
bijna onaanvaardbare oefening in versterving maakt. Zij weet
tenslotte weg te sluipen (de lage deuropeningen laten geen andere
beschrijvende term toe) naar de keuken. Mijn intentie, naar
Kierkegaard of Serge Bolshakoff: Heer, maak het stil in mijn hart.
Dit lukt later wel, de omgeving helpt vanzelf.
Veel in Syrië blijkt uit te nodigen tot persoonlijke
herkerstening, ook al zou men dit wellicht niet denken omdat de
meeste mensen het land met Islam zullen identificeren. Niet dat dit
laatste ongerechtvaardigd is, maar er is zeker zoveel dat blijvend
verwijst naar Christendom en Jodendom. Wij komen hierop terug. Als
wij vertrekken van het klooster lopen twee mannen ons tegemoet aan
de overkant van de wadi waarlangs het ezelpad voert. Zij groeten
niet, zoals men zou verwachten hier in de verlatenheid. Zwijgend en
misschien wel gegeneerd maken zij rechtsomkeert en lopen zo snel
weg dat ze al gauw uit het zicht zijn. Hoe geheim moet geheime
politie zijn?
Het klooster Mar Mousa zij rust toegewenst,
afwezigheid van aandacht van geheime politie en rugzaktoerisme, een
ruimere elektriciteitsvoorziening en de kracht om door te zetten.
En misschien vrijwaring van aardbevingen, al is de leeftijd van het
hoofdgebouw indrukwekkend genoeg - maar weten kan men het niet.
Literatuur
Erica Cruikshank Dodd: 'The monastery of Mar
Musa Al-Habashi, near Nebek, Syria', in: Arte medievale (1992), p.
61-102.
To top of page
|