Volume 3, issue 2 (winter 1995-1996)
Een luxe leventje
Neeltje Wiedemeijer
The life of luxury : Europe's oldest cookery
book / Archestratus ; translated, with introduction &
commentary by John Wilkins & Shaun Hill ; illustrations by
Philippa Stockley. - Totnes : Prospect Books, 1994. ISBN
0-907325-53-X pbk
Ooit was ik ontzettend opgewonden over het
ontdekken van het bestaan van een kookboek van omstreeks de
jaartelling, dat van Apicius. Het effect van dat kookboek was dat
plotseling "het jaar nul" een realiteit was geworden, want als ze
aten, dan bestonden ze echt. Ik ben er van altijd van uitgegaan dat
er geen ouder kookboek kon zijn. Maar onlangs bleek er een oudere
culinaire auteur te zijn: een Siciliaanse Griek die onder de naam
Archestratus een kookboek in dichtvorm moet hebben gemaakt. Er is
een teksteditie uitgegeven door Prospect Book in het Engels onder
de titel The life of luxury onder verantwoording van John Wilkins
en Shaun Hill.
De datering van het oorspronkelijke manuscript moet omstreeks
330 voor Christus liggen. Dit is verloren gegaan, zoals zoveel
Griekse manuscripten: de reden dat er iets van bewaard is gebleven
ligt in het feit dat de dichtvorm werd gehanteerd. Een andere
Griek, Athenaeus, heeft Archestratus uitgebreid geciteerd, in 62
fragmenten. Het feit dat Aspendus genoemd wordt en dat Archestratus
de filosoof Clearchus kende blijkens de tekst leidt tot de
datering. Dat alleen Athenaeus deze smulpaap citeert is
opmerkelijk, de meeste oude dichters worden door meer latere
schrijvers aangehaald. De reden zou volgens de uitgevers van het
boek kunnen zitten in het weinig opmerkelijk taalgebruik van
Archestratus, maar zij achten het waarschijnlijker dat het iets
zegt over de status van voedsel in de Griekse cultuur. Athenaeus
haalt meer kookboeken aan, maar die zijn ook niet overgeleverd.
De 62 fragmenten nu die door Athenaeus van de vergetelheid gered
zijn, kunnen niet leiden tot een reconstructie van het
oorspronkelijk werk. Dat bijvoorbeeld zo weinig vleesreceptuur en
zoveel visrecepten voorkomen in de geredde fragmenten zou er op
kunnen duiden dat een deel verloren is gegaan bijvoorbeeld omdat
Athenaeus niet van vlees hield. De redacteuren geven een andere
mogelijke verklaring. Het lijkt hen niet onwaarschijnlijk dat in de
Griekse cultuur weinig vlees gegeten werd, omdat vlees werd
geassocieerd met de goden. Vlees werd geofferd. Er zijn slechts
twee vleesrecepten overgebleven, één betreft
runderbaarmoeder en valt meer onder de hors d'oeuvres dan onder de
hoofdgerechten, de ander betreft haas, en haas was geen offerdier.
En passant wordt er iets gezegd over brood en over "bulbs,
plant-stalks en other side dishes" (fragment 6) waarover niet veel
met zekerheid te zeggen is. Maar Archestratus behandelt vis in
extenso, waar en wanneer ze het best gevangen kunnen worden,
wanneer wordt aangeduid met een sterrenstand, bijvoorbeeld: Als
Sirius opkomt..... Als Archestratus uit eigen ervaring spreekt moet
hij gereisd hebben over het hele Middellandse-Zeegebied van
Sicilië tot diep in Turkije, en overal dunkt mij, at hij
vis.
Een grote voorkeur voor vette vis komt uit deze fragmenten naar
voren. En een voorkeur voor een eenvoudige bereidingswijze. De
vissen die het hoogst worden aangeslagen worden liefst zo puur
mogelijk gegeten en niet overgoten met allerlei zware sauzen - hier
is Archestratus streng. Het zou kunnen duiden op een algemeen
heersende mode om juist wel zware sauzen te gebruiken, en
Archestratus zou de inluider van een soort Hellenistische nouvelle
cuisine kunnen zijn.
Kookboeken werden tot deze eeuw tot voor kort eigenlijk altijd
geschreven voor de "happy few", het boek van Archestratus is daarop
zeker geen uitzondering. De uitgevers menen dat het een parodie zou
kunnen zijn geweest, die werd voorgedragen ter verluchtiging van
eetpartijtjes onder diezelfde happy few. Maar hoewel de fragmenten
geen wezenlijke receptuur opleveren (zoals Apicius), toch geven de
fragmenten een hoeveelheid informatie, vooral over de soorten
vissen en hun status in de waardering van de lekkerbek, en over de
beste plaatsen om ze te vangen. Een groot voordeel van het feit dat
het vissen betreft is dat vissen waarschijnlijk veruit het minst
veranderd zijn van smaak in de loop van 2500 jaar, veel minder in
elk geval dan groenten en slachtvee.
Zo eet men de Euscarus cretensis (de dolfijnvis) het best in
Byzantium (d.w.z. gevangen in de Bosporus). Deze vis pakt men dan
geheel in in kaas en olie en men hangt hem op in de oven, als hij
gaar is wordt hij bestrooid met komijn, zout en grijsgele olie.
De kaas duidt op een lagere orde vis bij Archestratus, de
hoogstaande vis wordt simpelweg gebakken of geroosterd en met zout
en komijn bestrooid.
De keizer onder de vissen in deze tijd was de paling die liefst
gevangen moest worden de straat van Messina, de brasem bij Ephese,
de heek (die culinair door Archestratus niet erg hoog wordt
aangeslagen) in de Egeïsche Zee.
Fragment 23 bespreekt de hondshaai (die wij zo onterecht
benoemen als "zeepaling") en geeft hierbij meer dan alleen de beste
plek om hem te kopen (Torone). Hij moet worden bestrooid met komijn
en wat zout en eventueel besprenkeld met olie (die steeds zeer
onaantrekkelijk als "geelgrijs" wordt aangeduid, bedoelde hij
wellicht de maagdelijke olijfolie, die wij eerder als olijfgroen
zouden aanduiden?). Als de vis gaar is doe je er de gepureerde saus
bij (?). Daarna gaat hij verder met het volgende advies: als men
iets klaarmaakt in een pan, doe er dan geen water of azijn bij maar
alleen olie en komijn samen met de aromatische bladeren. Zorg dat
de pan niet zo heet wordt dat het verbrandt, roer geregeld. Dit
advies doet vermoeden dat er behalve zout en komijn wel degelijk
groene kruiden te pas kwamen aan de bereiding van de hondshaai, en
dat de saus bestond uit het kookvocht met de gepureerde
kruiden.
In de 62 bewaarde fragmenten wordt de Gouden Hoorn genoemd als
ideale stek voor dolfijnvis, kreeft, tonijn, zwaardvis, bonito,
makreel, mosselen en rode en grauwe poon. De bonito dient te worden
gevangen en gegeten als de Pleiade ondergaat en het verdient
voorkeur hem te wikkelen in vijgenbladeren.
Van de makreel wordt dan nog in het bijzonder vermeld dat ze in
amphorae werden gepekeld, en deze gepekelde makrelen waren in
Byzantium superieur.
Voor de kookmaniakken is hier één van de twee
recepten die de uitgevers hebben uitgeprobeerd en goed
bevonden:
Gemarineerde en daarna gegrilde makreel of kleine tonijn
4 makrelen;
200 ml Nuoc Nam (Thaise of Vietnamese vissaus, die naar wordt
aangenomen gelijk is aan de in de klassieke keuken gebruikte
"garum", de vis wordt in Vietnam in aardewerken potten gepakt
afgewisseld met lagen zout en zo in de zon gezet. Het mengsel gaat
fermenteren en het ontstane vocht is Nuoc Nam. Het wordt in de
Zuid-Oost Aziatische keuken gebruikt in plaats van zout, net zo als
de garum in de Klassieke keuken);
2 eetlepels olijfolie.
Maak de vissen schoon of laat het de visman doen. Ze mogen ook
worden gefileerd. (Ik zou dat nooit doen, de graten dragen bij aan
de smaak).
Marineer de vissen gedurende twee uur in de vissaus, maak ze
daarna droog met keukenpapier en vet ze in met olijfolie.
Rooster de vissen en serveer ze met een paar
druppels vissaus en een salade van bittere groente.
To top of page
|