Volume 2, issue 1 (summer 1994)
Het betrekkelijk gelijk van Griekenland
door André de Raaij
Met de val van de Berlijnse Muur is er een einde
gekomen aan de onwrikbaarheid van de grenzen in Europa, en vrijwel
tegelijkertijd is gebroken met de conventie dat men zich niet dient
bezig te houden met de binnenlandse aangelegenheden van andere
landen. Naoorlogse voorbeelden als Zuid-Tirol en Noord-Ierland
bevestigen dit gegeven slechts: de staatsgrenzen hebben in deze
gevallen niet of nauwelijks ter discussie gestaan. De
opmerkelijkste breuk op dit punt was de aandacht die bondskanselier
Kohl vroeg voor de Duitse minderheid in Polen, in de dagen voor de
Duitse hereniging. Deze minderheid - voorzover iemand buiten Polen
zich haar bestaan herinnerde - behoorde tot de interne
aangelegenheden en in ieder geval tot de non-onderwerpen van de
agenda van de buitenlandse politiek.
In plaats van Kohl bits terug te wijzen, bleek de nieuwe Poolse
regering bereid te praten over de rechten van deze minderheid, en o
wonder: allengs bleek deze steeds groter te worden, in sommige
plaatsen een besliste meerderheid te vormen en een bloeiend eigen
politiek en cultureel leven op te bouwen. Men zou kwaaddenkend
kunnen zeggen dat het loonde zich bij deze minderheid aan te
sluiten, omdat het emigratie vergemakkelijkte: velen in andere
landen, zeker ook in Nederland, hebben Duits(ers in hun)
voorgeslacht [de redactie van uw Gouden Hoorn niet uitgezonderd],
maar ontlenen hieraan geen etnische bepaaldheid en al helemaal geen
reden tot emigratie. In Polen is dit nu eenmaal anders (voor een
verslag van een spontane ontmoeting met "Duitse" Polen zij verwezen
naar: "Pools bier", Arcade: jaarboek voor ambulante wetenschappen
#4).
Het veranderen van grenzen, het over oude of nieuwe grenzen heen
pretenderen bepaalde mensen te vertegenwoordigen - het is nog vast
te stellen hoe het begonnen is in het Europa van na de Koude
Oorlog, maar waar het gaat eindigen wordt steeds onzekerder. Van de
Ålandarchipel tot Noord-Epirus of verder staan grenzen weer
ter discussie, en in enkele gevallen blijft het niet bij
discussie.
Tussen lidstaten van de Europese Unie lijkt het vooralsnog
ondenkbaar dat via agitatie of geweld aan grenzen gesleuteld wordt.
Zelfs de Ierse "Border of Shame", zoals republikeinen die noemen,
functioneert in de praktijk minder als een verdelende grens dan de
retoriek van voor- en tegenstanders doet vermoeden. Val d'Aosta,
Zuid-Tirol, Corsica, Elzas-Lotharingen, Eupen-Malmédy: over
autonomiestatuten valt te praten, maar grenzen verleggen, daar
heeft alleen een verknipte minderheid het over. Maar voorbij de
Karawanken houdt de Europese Unie op, en klaarblijkelijk ook de
behoefte tot beschaving tussen verschillende staten. In dit verband
wil ik nu niet per se Bosnië noemen, maar veeleer de
uitgesproken behoefte van het nieuwe Italiaanse bewind om eventueel
Istrië of Dalmatië terug te winnen: als het om de Balkan
gaat is de verknipte minderheid ook in West-Europa plotseling een
regeringsmeerderheid.
Griekenland is lid van de Europese Unie en van de
Noord-Atlantische Verdragsorganisatie. In het eerste opzicht zal
het land op het Balkan-schiereiland wel uniek blijven, in het
tweede vindt het een bondgenoot in grote oosterbuur Turkije.
Door de wonderlijke verwikkelingen van de Koude Oorlog is
Griekenland, - in zijn huidige vorm viereneenhalve eeuw onderworpen
geweest aan het Turkse Rijk, waarvan de Turkse Republiek als
voortzetting gezien mag worden - militair bondgenoot geweest van de
voormalige bezetter. Om vast te stellen hoe merkwaardig dit is
hoeven we niet eens terug te kijken naar de afloop van de Eerste
Wereldoorlog en de massale uittocht van Grieken uit
Klein-Azië, waar de Griekse "aanwezigheid" heel wat oudere
papieren heeft dan de Turkse. We kunnen denken aan de machinaties
rond Cyprus, waar de bevolking voor meer dan tachtig procent Grieks
is, en slechts door beproefde koloniale trucs (van
Groot-Brittannië) een vetorecht bij de Turkse minderheid kon
worden gelegd op aansluiting van het eiland bij Griekenland. Maar
ook de onafhankelijke republiek - schoonheidsfoutje en vergissing
bij de planning: geen lid van de NAVO, maar wel heel strategisch
als het ware voor de kust van het Midden-Oosten - is geen eerlijke
kans gegeven. Wij gedenken nu de twintigste verjaardag van de coup
van ultrarechtse Grieksgezinden, die een eind had moeten maken aan
het leven en dus het bewind van aartsbisschop Makarios. Een coup,
die meer dan alleen de zegen had van het Atheense kolonelsbewind,
de Britse en de Amerikaanse regering. Ondanks de feitelijke
mislukking: Makarios bleek niet gedood, maar gevlucht, is
vervolgens het eiland voor veertig procent bezet door Turkse
troepen die schielijk tot wat nu "etnische zuivering" heet
overgingen. Ze zijn er nog, een lichtend voorbeeld voor
plannenmakers voor etnisch zuivere staten op de Balkan. Dat de
mislukking van de coup tot de val van het kolonelsbewind heeft
geleid en tot herstel van de democratie in Griekenland kan aan de
positieve zijde geboekt worden. Maar daar mag men toch niet
tevreden mee blijven! Al was het maar, omdat deze democratie een
zeker even grote structurele corruptie met zich meebrengt als die
in Italië. Maar ook, omdat het niet acceptabel mag zijn dat
bijna de helft van het grondgebied van een soeverein land bezet
wordt gehouden door het leger van een buurland.
Cyprus is ongetwijfeld één van de zwaarwegende
punten in de bijna panhelleense consensus ten aanzien van
Macedonië. Anti-Griekse pogroms in Turkije in 1955 en 1964,
die ook Constantinopel zo goed als Griekenvrij hebben gemaakt - het
moest met de mantel van de Koude-Oorlogsliefde bedekt worden. Het
ter discussie stellen van de status van eilanden in de
Egeïsche Zee, en dreigende vliegtuigmanoeuvres door bondgenoot
Turkije: de Grieken moeten niet zo kinderachtig doen.
Natuurlijk doen "de Grieken" buitengewoon kinderachtig als het
om het zwakke Macedonië gaat. Zonder bescherming van de VN was
dit landje mogelijk allang verdeeld geweest door tenminste drie
buurlanden, een gegeven waar men in Griekenland wel gemakkelijk aan
voorbijziet. Méér dan kinderachtig is de wijze waarop
Slavische minderheden in eigen land worden afgeschilderd als wat
gestoorde bejaarden die een Grieks dialect spreken waarvan ze
denken dat het Slavisch (Macedonisch dus) is. Het glashard
ontkennen van het bestaan van een "autochtone" Albanese minderheid,
terwijl wel steeds de rechten van Griekstaligen in Albanië ter
sprake moeten worden gebracht. Het ontkennen van het bestaan van de
Vlachen als apart volk. En tenslotte de ergerlijke wijze waarop de
Turkse minderheid in Thracië in haar burgerrechten wordt
beknot: Griekenland staat in de Europese Unie apart als een
tamelijk zwaar geval voor Amnesty International.
De ressentimenten kunnen ten aanzien van het zwakke
Macedonië uitgeleefd worden. Maar aan de massale campagne
tegen deze noorderbuur liggen diepere en niet geheel irreële
angsten ten grond. Griekenland is benauwd voor de grote sterke
oosterbuur die op geen enkele wijze tracht de indruk te wekken dat
de angsten ongegrond zijn. De bezetting van Cyprus, het deelnemen
aan de VN-vredesmacht in Bosnië-Hercegovina en de dreiging ten
aanzien van de Egeïsche Zee, gevoegd bij belangrijke Turkse
minderheden in Macedonië en Bulgarije kunnen gemakkelijk een
gevoel van dreigende omsingeling oproepen. Men kan zich in
Griekenland terecht afvragen welke zogenaamde EU- of
NAVO-bondgenoot zich erg druk zal maken over de teloorgang van een
goedkoop vakantieland dat gemakkelijk in te ruilen is voor "iets
anders", als het verder mis gaat in de verhouding tot Turkije. De
gang van zaken rond Cyprus en Bosnië belooft niet veel goeds.
En niet alleen wordt in het grotendeels door media gevormde
historische bewustzijn bij de "bondgenoten" de bezetting van
noord-Cyprus voor kennisgeving aangenomen, de pogroms van 1955 en
1964 zijn geheel weggepoetst (wie was er toen "woedend"?) en
hetzelfde geldt voor de burgeroorlog van 1945-1949. Als de oorlogen
in voormalig Joegoslavië als de eerste grote
geweldsuitbarsting sinds de Tweede Wereldoorlog worden
gepresenteerd, wordt ook weer voorbijgezien aan de zeer
traumatische Griekse burgeroorlog, waarin opnieuw
Groot-Brittannië en de Verenigde Staten hun rol hebben
gespeeld omdat het toen zo mooi uitkwam in de Koude Oorlog. Het
trauma is vervangen door de hysterische consensus ten aanzien van
Macedonië en zeker ook Albanië.
Iedere Griekse regering dient sterk gekritiseerd te worden
wegens de slechte behandeling van de niet-Griekse minderheden in
het land. De structurele discriminatie is net zo goed, neen meer
een bedreiging voor de vrede dan vreemde luchtmachtoefeningen of de
naamskeuze van een Joegoslavische "opvolgerstaat". Maar begrip voor
de zorgen die ten grondslag liggen aan de overspannen reacties in
Griekenland zou West-Europa en Noord-Amerika op zijn minst sieren.
Met een schouderophalen of een botweg ontkennen dat er een probleem
of een gevoelde dreiging is zal men er in dit tijdperk na de Koude
Oorlog niet komen.
Voor bovenstaande beschouwing ben ik dank
verschuldigd aan:
Christopher Hitchens, Hostage to history: Cyprus from the
Ottomans to Kissinger. New York: The Noonday Press / Farrar,
Straus and Giroux, 1989 (second edition). [Oorspronkelijke titel:
Cyprus].
Macedonia and the Macedonian question: a
brief survey. Thessaloniki: Society for Macedonian Studies /
Center of Macedonians Abroad, 1983. Een treffend staaltje van
Griekse overheidspropaganda uit de tijd toen Joegoslavië nog
intact was.
To top of page
|